Vorige week mocht Stephan Louwes de aftrap van een nieuwe Pulp deLuxe-jaargang geven met een strip die ons wegwijs maakte doorheen zijn hersenspinsels. We wilden er wel eens wat meer over weten in een gesprek dat ons voerde van de Carrefour naar De Knalgele Kubus. Het was meteen ook de derde keer dat hij mocht plaatsnemen in onze verhoorkamer.
door Bruno Willaert.
Dag Stephan, hoe heb jij de voorbije Corona-maanden doorgebracht?
Al tekenend maar vooral al werkend in de Carrefours. De zotheid is gedaald, en alle klanten houden zich zonder weerstand aan het verplicht dragen van een masker.
Mijn afdeling is de eerste bij het binnenkomen. Ik moet de mensen met een zichtbare mond tegenhouden en hun vriendelijk vragen of ze hun masker bij hebben. Ik vind dat beleefder dan hun verzoeken om het op te zetten. Het blijft grappig als een oudere klant binnenkomt met het masker om de pols of in de hand. Als ik hun er op wijs kijken ze van ‘kzen soms toch zo’n kieke, eh’ en zetten het direct beschaamd op. Ik neem het hun niet kwalijk, hoor. En het gebeurt meer dan één keer bij eenzelfde klant.
‘Veel te veel’ is een begrip dat ik niet nog eens wil gebruiken.
In “Ongebonden” op Pulp deLuxe laat je je twee muzes volledig loss gaan in een eigen strip. Hoe zijn Auke en Elin ooit ontstaan?
Tijdens mijn eerste jaar op LUCA School of Arts (2013-2014) kribbelde ik eindeloos schetsboeken vol en veel mensen merkten al dat er frequent roodharige of krulharige meisjes in voorkwamen. Ze waren niet gebaseerd op iemand, enkel een mengelmoes van verschillende eigenschappen die mij indertijd interesseerden: rood haar, krullen, sproeten, teeth gap (heel typisch, allemaal), … In het begin was ze nog redelijk slank, naarmate ik ouder werd kwamen er wat ‘getekende kilo’s’ bij. Haar naam kreeg ze pas eind 2014.
Auke ontstond een paar maanden later om exact dezelfde reden die ze zelf geeft: omdat ik niks anders tekende dan Elin. Afwisseling mag altijd, en brunettes zijn ook altijd leuk om te tekenen. Elin heeft onlangs ook haar debuut gemaakt in ‘Striphelden versus Corona’, als de enige ondeugende tekening in heel dat boek. Veel vrienden konden er om lachen, mijn moeder echter niet!
Wat ik er nog mee wil doen? Hetzelfde wat ze nu doen, volledig loss gaan in allerlei situaties zonder een bepaald verhaal. Meer in de vorm van kleine illustraties. Cuz fuk strips <3
De referenties naar je eigen helden in de stripwereld vliegen in het rond in je strip, maar het is toch het beruchte Vanistendael-verbod dat het meest in het oog springt. Mogen we daar nog iets meer over weten?
Laat dit even duidelijk zijn, Judith Vanistendael is noch een heldin noch een vijand! Twee mensen tegenover elkaar die zich niet schromen om hun zegje te doen, dat geeft nu eenmaal sarcastische vonken. We komen wel goed overheen.
Het was het begin van het academiejaar 2015-2016. We kregen onze eerste les van haar en ze vroeg naar onze schetsboeken. Ongetwijfeld verscheen Elin al direct in de mijne. Auke stond toen nog niet op de voorgrond. Na nog geen twee seconden bladeren zei ze: ‘Stop met dieje te tekenen’. Zonder boe of bah, ik moest ermee stoppen.
Hoewel ze het niet meer controleerde tekende ik Elin niet meer in mijn schetsboeken. Of toch niet in diegenen die ze kon zien. Thuis wijdde ik twee Moleskines onder de naam ‘Over de Rooie’ uitsluitend aan Elin waaruit ik de beste – en schrijnende – tekeningen zou uitkiezen voor een klein uniek portfolio: Best of Over de Rooie. Het bleef een geheim tot ergens in 2017. Karolina Szejda verklapte het onbedoeld in Judiths bijzijn. Gelukkig vergat ze het snel, want hoe onverwachter de wraak komt, hoe beter. Revenge is a dish best served cold.
‘Over de Rooie’ komt niet alleen van ‘het gaat hier over de redhead’ maar het feit dat Judith ‘flipte’ als ik ook maar iets tekende wat in de buurt van Elin kwam. Ze heeft haar naam nooit geweten, ze verwees ernaar met ‘uw vrouwke daar’.
Rond mijn proclamatie in 2018 had ik Judith ‘gewaarschuwd’ dat er nog iets zal komen, doch duurde het tot november 2019 toen ze het uiteindelijk in handen kreeg. Ik signeerde op de Boekenbeurs Antwerpen en gaf het daar aan Kurt Morissens zodat hij het de volgende dag aan haar kon geven op haar signeersessie met ook Dieter VDO. Naar verluidt heeft ze er hard om gelachen! Eind goed, al goed.
Ik merkte dat ons eigen redactielid Myilln een kleine bijdrage deed aan je strip. Gaan jullie in de toekomst nog meer samenwerken?
We hebben elkaar voor het eerst ontmoet op Tekenpudding 2019, en sindsdien hielden we contact. Ook tijdens de lockdown zijn we op artistiek vlak dicht naar elkaar toe gegroeid door veel ideeën te delen en feedback te geven op elkaars werk, mede dankzij de gemeenschappelijke interesse voor volwassen tekenonderwerpen. Zo zijn er niet veel. Onze eerste samenwerking was de collab waar Elin en Auke Roodoogje ontmoeten. Daar kunnen we veel grappige situaties uithalen, zeker met dat konijn!
In Ongebonden was ik aan het twijfelen over mijn digitale inkleuring, dus stelde zij voor om het eens te proberen. Ik vond dat zo goed dat ik vroeg om de pagina erna ook te doen. ‘Voor deze ene keer’, zei ze.
En ja, er zijn nog plannen! Hou het in de gaten.
Er komt een vervolg op je boek “Limbo – Lux in Tenebris”. Kan je daar al iets over kwijt?
Je hoort vaak van auteurs dat hun tweede boek het moeilijkst te verwezenlijken is, vooral als het eerste relatief goed ontvangen is. Noem mij maar een sissy. De zachte opmerkingen in de reviews van LIMBO zijn mij niet ontgaan, goede stof tot nadenken en experimenteren. Ik wist wel al vroeg hoe ik het vervolg zou vertellen en hoe ik het zou noemen: LIMBO II: Vox Aquarum, betekende ‘stem van het water’.
Soms voelt het alsof ik er niet in slaag om het grafisch even sterk als Lux In Tenebris te maken, omdat ik de illustraties sneller af krijg dan voorheen. Mijn figuren komen wel meer op de voorgrond, en ik baseer me meer op bestaande organismen. Zo heb ik mij ook amateuristisch verdiept in biologie, met name fycologie (algen) en mycologie (schimmels). In dit verhaal baseerde ik mij bijvoorbeeld op de mycena interrupta en de acetabularia major. De botanische namen zijn puur voor de show, in LIMBO II zelf kan dat niemand wat schelen!
Ondanks dat het visueel voortbouwt op zijn voorganger, is het tempo anders. Er is geen Planet Sequence om het verhaal ritmisch te onderbreken, met een andere flow als resultaat. Zonder de geweldige feedback van Martha Verschaffel tijdens mijn masterproef – niet dat die van Johan Stuyck niet voldoende is – mis ik ook het ‘andere oog’, als je begrijpt wat ik bedoel.
Een mooie raad van haar was het negeren of zelfs weglaten van een storyboard, enkel een uitgeschreven verhaallijn. LIMBO II is op gevoel in een paar lijnen geschetst op de uiteindelijk drager. Pagina per pagina, binnen het maximum van 92. Als er ergens een onduidelijke overgang was, dan moest er ergens een pagina verdwijnen om dat te overbruggen. Het is heel boeiend proces, een methode die ik wel fijn vind.
Mijn eigen goesting doen is hetgeen wat mij gaande houdt.
Hoe bevalt het leven je intussen in De Knalgele Kubus?
Ik ga eerlijk zijn: acht uur lang stilzitten en tekenen? Niet mijn sterkste kant, zelfs niet onder betaling. Uiteindelijk krijg ik wel werk gedaan, gelukkig. Een of twee LIMBO II pagina’s, en een paar warm-ups die je meestal op Slartz ziet verschijnen.
Deze kans kon ik ook niet laten liggen, natuurlijk. Oké, Nero is toevallig één van die stripreeksen waar ik nooit aan ben geraakt. Dat Marc Sleen een legende is, dat is een onweerlegbaar feit. Als deel van de eerste generatie in de eerste Belgische incubator, dan besef je dat je deel uitmaakt van de geschiedenis. Ik weet zeker dat Mattias, Thibau, Karolina en Eliot er ook zo over denken.
We zijn begonnen in juli, terwijl het museum pas 18 september is geopend. Wij zitten daar elk één dag per week te tekenen. De hele zomer zaten we er moederziel alleen. Af en toe een verdwaalde toerist op zoek naar het Stripmuseum aan de overkant of een werker die nog een klus moest komen opknappen. Nu mogen we de toeristen binnenlaten in plaats van buiten te houden!
Ik heb ook de chance gehad dat donderdagen de enige weekdagen zijn dat ik kan, en dat er twee grote momenten ook op die dagen hebben plaatsgevonden. De persconferentie op 30 juli bijvoorbeeld, waarbij Sven Gatz en mijn favoriete stripjournalist Geert De Weyer aanwezig waren.
Op 17 september, de dag van de vernissage, kwam ook de VRT out of nowhere, samen met Charel Cambré, die net de Bronzen Adhemar had gewonnen! Adhemar is de zoon van Nero, en het museum van hun geestelijke vader staat op het punt te heropenen, wat een mooie publiciteitscombo opleverde!
Wat mogen we, behalve je boek Limbo II, nog meer verwachten van je in de nabije toekomst?
‘Veel te veel’ is een begrip dat ik niet nog eens wil gebruiken, dus ik zeg het op deze manier: er zijn genoeg ideeën en verhalen om mij bezig te houden tot 2030, Moon niet inbegrepen.
Maar aan LIMBO II is er nog werk, dus dat komt eerst. Maar dus ja, Moon (lacht). Dat gaat zijn eigen rustige gangetje. Volgens sommigen iets te rustig, doch zoals ik in een vorig verhoor zei: er is geen haast. Er is een grote uitgever geïnteresseerd en daar willen Johan Vandevelde en ik met een gerust hart en in geruste omstandigheden op ingaan.
Zodra de pandemie wat is geluwd en er terug signeersessies en festivalletjes zijn kan ik mijn stapel zelfpublicaties, ‘The Girl and the Slug’ en ‘Red Alert!!’, verkopen. Er komen waarschijnlijk nog als die uitverkocht zijn.
En over het algemeen veel kribbels op Slartz, Sloffer en Slartzee (knipoog). Mijn eigen goesting doen is hetgeen wat mij gaande houdt.
Ongebonden op Pulp deLuxe »
Profiel Stephan Louwes »