Sébastien Conard leverde vorige week nog eens een stripje voor Pulp deLuxe dat hij op residentie op Isola Comacina aan het Comomeer in Italië. We wilden wel eens weten hoe dat precies in zijn werk ging.
Een beetje een overbodige vraag maar stel jezelf toch nog maar eens voor
Dat is allesbehalve overbodig, hoor, ik beschouw mezelf als een ietwat obscure uithoek van de Vlaamse stripwereld en ben telkens verrast als mijn naam of een werkje van mij her en der opduikt. De reden hiertoe is bitter eenvoudig: na mijn debuut bij Bries in 2009 met het stripboek Iedereen op zoek, bleef ik zowat uit de stripzone, behalve mijn publicaties bij Pulp deLuxe en enkele artikels en pagina’s in Stripgids. Voordien publiceerde ik vooral in het toenmalig, kritisch stadsblad TiensTiens en het stripblad Plots, waarvan ik mee aan de wieg had gestaan.
Het mysterieuze Dirk gaat op vakantie (2010), dat ik met mijn kompanen van Imprimitiv publiceerde, kreeg kortstondige aandacht maar leidt al bijna tien jaar een soort van underground bestaan: nu en dan leest iemand dit donker kleinood. Het Kind, dat ik samen met Jan Goeminne maakte en in 2015 in beperkte oplage verscheen, bleef al quasi helemaal onder de radar.
Ik was sinds 2010 dan ook volop bezig met mijn doctoraatsonderzoek in de kunsten, dat rond woord, beeld en verhaal draaide, zowel binnen de graphic novel als in de historische avant-gardes (Dada, Surrealisme etc). Ik bracht bijgevolg een aantal avontuurlijke, meer verkennende publicaties uit, die qua uitzicht meer neigen naar het artist’s book: Grid/Lamer (Imprimitiv, 2013), Lama China (Croxhapox, 2015), Lana Dura (2016), Eclipticon (2017) en korte stukken en artikels in de tijdschriften nY, Rekto:Verso, DW B e.a.
Met de ‘trilogie’ bij het balanseer kwam ik dichter bij een synthese van dat verkennende en van het meer vertrouwde: Lamaree, Degré Zéro en Hoe was de toekomst vandaag? verschenen in 2016, ten tijde van mijn verdediging en het bijbehorend proefschrift, dat ik elke stripfanaat aanraad te lezen of minstens door te nemen! Wie meer wil leren, kan zich steeds inschrijven in de opleiding Grafisch Ontwerp op KASK, waar ik al enige tijd theorie en praktijk geef, samen met een hoop even gekke als boeiende collega’s. Verruiming, verdieping en kritische verkenning vormen daar zowat de hoofdtoon, en dat is ook al wat ik jaren uitzoek aan het grensgebied van de striproman. Verder ben ik afwisselend en zeer fragmentarisch bezig met cultuur en geschiedenis, cinema, literatuur, psychoanalyse, poëzie en kunst.
En, o ja, ik groeide op aan de Belgische kust. En ook een beetje te zuiden van Namen, waar ik geboren ben.
Als je verbeelding ziekelijk neurotisch, onophoudelijk je denken koloniseert, dan geraak je er best wel deels van af.
Vorige zondag publiceerden we “Alcibiades en de kwestie van het zijn”. Wat inspireerde je om deze strip te maken?
Ik zat eind september 2018 op residentie op Isola Comacina, op het Como-meer. Daar werkte ik voornamelijk aan een komend stripboek maar ik hield me ook bezig met kleinere experimenten. Eentje daarvan was een soort van ‘antwoord’ op de roman “Watt” van Samuel Beckett, die ik kort daarvoor had herlezen. Ik las die voor het eerst zo’n tiental jaar geleden en vond dat even geniaal als hilarisch en tragikomisch. Er is bijvoorbeeld een lange passage die de opeenvolgende aandoeningen en fysieke en mentale tekortkomingen van een hele familie beschrijft, die mij destijds aan het huilen van het lachen bracht, en aan het lachen van het huilen. De zestien inkt- en potloodtekeningen voor dit ‘grafisch antwoord’ op Becketts roman, toonde ik reeds in sneak preview op Grafixx Extended op 23 oktober 2018. Ik probeer het ergens in de komende twee jaar te laten verschijnen, mogelijk bij het balanseer.
Tegelijk zocht ik op Comacina ook wat zaken uit met aquarel en plakkaatverf, en bister, een materiaal dat ik nu wel vaker gebruik. Zo kwam Alcibiades tot stand, een donker wezen met eigenaardige nevenpersonages, in een droomachtige, kleurrijke setting. De nat-in-nat-techniek leidde tot effectjes die wel iets weg hadden van écriture automatique: vormen ontstonden relatief onverwachts en die kon ik narratief verduidelijken, wat een plezant proces was. De eerste probeersels oogden wat gekker en daar hoop ik in de toekomst uitbreiding aan te geven. De ’nettere’ versie die je op Pulp deLuxe kunt lezen introduceert alvast het personage op zijn eiland en zijn semi-filosofische monologen, die een karikatuur vormen van de zaken die in 2018 door mijn hoofd gingen.
Je maakte je strip in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media van de Vlaamse Overheid op residentie op Isola Comacina. Hoe ging dat in zijn werk?
Ik maakte de strip niet in opdracht van de Vlaamse Overheid maar kon er zoals zo’n zestal andere Nederlandstalige kunstenaars, schrijvers en muzikanten per jaar verblijven. Ook Franstaligen en Italianen kunnen er heen. Er zijn in totaal drie huisjes beschikbaar. Beeldend kunstenaar Kasper Andreasen publiceerde onlangs een fijn boekje omtrent dat eiland, ten gevolge van een residentie in 2016: het heet “Isola! Isola!” en verscheen bij APE. Zelf verbleef ik er zo’n drie weken in relatieve afzondering: er lopen wat toeristen rond, de mensen van het restaurant en van het toeristenloketje zijn er, je ontmoet nu en dan de tuinier of de veerman, maar voor de rest was ik er min of meer alleen. Het was einde seizoen en andere artiesten verbleven er niet langer. Ik kreeg gelukkig bijzonder bezoek maar verder hield ik het op lezen en werken, zwemmen, soms eens joggen, en nu en dan iets bezoeken op de mooie oevers van het Comomeer. Gelukkig was het buiten enkele stortbuien doorgaans geschikt weer: warm genoeg maar ook niet té, zodat door tekenen aangenaam bleef. De temperatuur daalde wel aanzienlijk de laatste week. Het werd dus tijd om te vertrekken maar ik had mooi doorgewerkt aan het project dat dit of komend jaar moet verschijnen. Ik sloeg de voorlaatste dag mijn voet om – het eiland heet ‘verdoemd’ te zijn – en de veerman liet mijn ene valies met al het tekenwerk in het water vallen. Hij viste die snel terug en gelukkig had ik alle tekeningen uit voorzorg in een plastic hoes gewikkeld…
Waar haal je doorgaans je inspiratie vandaan?
Waar haal ik ‘de mosterd’? Wat inspireert me? Het dient zich constant aan. En voor ik in analyse ging, was dat erger. Dan flitste het ene verhaal achter het andere door mijn hoofd, drong het ene beeld zich na het andere op. Dat wilde ik natuurlijk allemaal realiseren waardoor ik zowat nergens aan toe kwam, of slechts aan vele kleine, onaffe dingen. De meest opdringerige bagger is via enkele jaren op de sofa zowat weg gekanaliseerd. Dat feest gaat trouwens door, maar anders. Voor sommigen kan dat triestig klinken – je weelderige ‘imaginatie’ te moeten wegsluizen – maar als je verbeelding ziekelijk neurotisch, onophoudelijk je denken koloniseert, dan geraak je er best wel deels van af. Er lagen natuurlijk andere dingen onder, en de ‘omstandigheden’, zoals men zegt, zaten ook niet steeds even goed mee.
Strips maken of schrijven voldeed niet. Kunst is dan weer een ander paar maar mouwen en in feite te ‘open’ (maar daarom ook vaak boeiend). Tegelijk speelde ik mijn ‘ei’ wel kwijt in het onderzoek: ik kwam er geheel andere dingen tegen en leefde me uit in publicaties waar ik veel meer kon en mocht dan doorgaans binnen stripmiddens mogelijk is. Nu probeer ik beide zaken enigszins te verzoenen, of veeleer vanuit die synthese mijn eigen weg als auteur verder te zetten. Ik vind er niet altijd evenveel tijd voor want ik geef ook les en ben steeds met andere projecten bezig. -Ook moet ik dringend vroeger uit bed!- Die even ziekelijke doch tevens verkwikkende versplintering kenmerkt mij al lang en ligt aan de basis van mijn ‘inspiraties’: ik kom zo diverse zaken tegen, loop veelal andere indrukken en gedachten op etc. Maar een eenduidige bron of een vaste thematiek is er gelukkig niet. Bon, ruim genomen kun je natuurlijk altijd zeggen dat verbeelding een antwoord vormt op het leven, een copingsmechanisme is om om te gaan met frustraties en ontgoochelingen, maar ook om al dan niet plezierige excessen te vieren. Met een duurder woord heet het ‘sublimering’: van het niets, het verval en de onvermijdelijke dood toch nog iets schoons proberen te maken.
De dood en het tekort vormden zeker motieven – maar dan ben ik uiteraard lang niet de enige – op een soms overtrokken manier. Nu probeer ik het verlangen veeleer een stem te geven, niet zozeer van de orde van de lust (wat steeds een macaber exces inhoudt) maar wel aan de kant van het mogelijke, het plezier, het levendige, de tempering zelfs. Wie weet gaat het straks nog gaan over de liefde. Maar misschien ‘schrijf’ ik dan niet meer. Alvast niet zo letterlijk meer.
Wat mogen we in de toekomst nog van je verwachten?
In mei verschijnt een portfolio van mijn hand rond de figuur van Tijl Uilenspiegel. Het zijn vijftien risoprints die in een verzorgd mapje verschijnen bij het balanseer. De originele bistertekeningen zullen tentoongesteld zijn in het Uilenspiegelmuseum in Damme, waar ook de boekpresentatie zal doorgaan. Dat gebeurt op zondag 12 mei, we fietsen rond één of twee uur vanuit Brugge Station naar Damme (als het weer mee zit) en om drie uur presenteren we het ding met woorden en beelden. Dat wordt een leuke stoet en een fijne namiddag! Meer info volgt nog via het balanseer. Hopelijk zijn de politici niet zo lomp om de komende verkiezingen te plannen op diezelfde dag, want dan is het ook Moederdag. Je moeder kun je nog in de morgen of in de avond bezoeken en toch nog afkomen naar Damme. Maar als De Wever en zijn kliek roet in het eten smijten dan stel ik hen persoonlijk verantwoordelijk voor de wervelende herrijzenis van een rebels-satirische Tijl!
In de loop van het cultuurjaar 2019-2020 zou het groter project moeten verschijnen waar ik onder andere op Comacina aan heb gewerkt. Veel kan ik er nog niet over kwijt, behalve dat het avontuurlijk is, vol mysterie, spanning, liefde én geweld, dat het zich grosso modo afspeelt in ‘de prehistorie’ en dat Ria Schulpen van Bries enthousiast was over dit project… Dat zal een mooie ‘comeback’ vormen aangezien ik tien jaar geleden bij Bries mijn eerste strip uitgaf.
Alcibiades en de kwestie van het zijn op Pulp deLuxe »
Profiel Sébastien Conard »