Een week geleden publiceerden we Sudetenland van Lisa Ottenburgh op Pulp deLuxe, een strip die zijn oorsprong kende tijdens een residentie in Tsjechië met elf andere stripmakers. Hoe Lisa bij deze pelgrimstocht terecht kwam komen we in dit gesprek te weten.
door Bruno Willaert.
(foto: Bára Satranská)
Wat moet de lezer weten over jou?
Het grootste deel van mijn tijd breng ik al tekenend door. Ik lijk ook op mijn tekeningen. Mijn personages zien er vaak onhandig uit, alsof ze geregeld te laat komen, dingen laten vallen, met hun gedachten elders zitten en in hun naïeve eerlijkheid niet nadenken vooraleer ze iets zeggen. Ze hebben iets tragikomisch. Ik teken ze met veel sympathie.
Als ik niet aan het tekenen ben, geef ik les, trek ik er op uit met de fiets, schuim ik tweedehandswinkels af, op zoek naar servies, of bezoek ik kastelen.
Mijn personages hebben iets tragikomisch. Ik teken ze met veel sympathie.
Vorige week publiceerden we Sudetenland op Pulp deLuxe. Enig opzoekingswerk leerde me dat dat een streek was in Tsjechië met veel Duitstaligen die na de Tweede Wereldoorlog verdreven werden. In jouw strip, met de kleuren van het wapenschild van Sudetenland als steunkleur, zien we twee pelgrims rondtrekken in die regio. Hoe kwam je tot je verhaal?
Tijdens het project van Invisible Lines vertrok ik, met elf andere illustratoren en stripmakers van over heel Europa, op pelgrimstocht in deze regio. Na een week stappen in het Sudetengebergte trokken we ons terug in een prachtig klooster in Broumov, een klein stadje in het noorden van Tsjechië, om elk een beeldverhaal te maken over onze tocht.
Na wat opzoekingswerk kwam ik al snel uit bij de ontstaansmythe van Tsjechië waarbij de broers en stamhoofden Lech en Čech samen in het Oosten vertrokken om op de Pools-Tsjechische grens hun eigen weg te gaan. Volgens de mythe volgde de clan van Lech een witte adelaar die het noordelijk gelegen laagland (Polen) in vloog en Čech besloot met zijn clan in de buurt te blijven na het beklimmen van Řip, een 450m hoge berg in het Tsjechische landschap. Ik besloot de reis van de twee broers te combineren met die van ons en onze angst voor teken er in te verwerken om zo tot een ‘nieuwe ontstaansgeschiedenis’ te komen van de rotsformaties waar we eerder die week door wandelden.
Je verhaal maakt deel uit van een bundel 12 Comic Pelgrims, een Europees project van Invisible Lines waarbij je met elf andere stripmakers op residentie, of beter pelgrimstocht, mocht in Tsjechië. Hoe ben je hierbij betrokken geraakt?
In 2020 kwam ik de Open call voor Invisible Lines tegen op Instagram. Na meer dan een jaar binnen zitten, omwille van covid, was de goesting om erop uit te trekken enorm groot, dus schreef ik me impulsief in. Tegen al mijn verwachtingen in, werd ik geselecteerd en vertrok niet lang daarna voor twee weken naar Tsjechië.
Bij de start van de eerste workshop had ik enorm veel zenuwen. Ik was voor het project nog niet echt naar buiten gekomen met mijn werk en had schrik dat ik onder de druk van het project niet ging kunnen tekenen. Toen ik de andere deelnemers leerde kennen, werd snel duidelijk hoe verschillend ons werk was. Er was niemand met dezelfde stijl of achtergrond, waardoor ik mijn tekeningen niet kon vergelijken met die van de anderen, heel anders dan op school. Dit was enorm bevrijdend.
Hetzelfde gezelschap van Invisible Lines bracht je ook in Venetië en Straatsburg.
Na Tsjechië vertrok ik inderdaad met dezelfde groep een week naar de Fondazione Giorgio Cini in Venetië om opnieuw een beeldverhaal te maken. Deze workshop was een echte race tegen de klok. Op vier dagen tijd maakten we al onze beelden, om deze op de zesde dag naar de printer te kunnen doorsturen en op dag zeven met ons boek in de handen terug naar huis te keren. Het was hallucinant om te zien hoeveel werk iedereen verzet had op zo’n korte tijd.
Voor de derde en laatste workshop trokken we naar Central Vapeur in Straatsburg. Hier maakten we een kleine publicatie rond het thema Borders in samenwerking met enkele vluchtelingen die we daar leerden kennen.
Aan elk van de workshops was er ook nog een stripfestival verbonden, waar we nadien onze werken tentoonstelden. Het jaar erop maakten we dus opnieuw onze valies en reisden we samen naar Tàbor (Tabook stripfestival), Bologna (BilBolBul festival) en opnieuw naar Straatsburg (Central Vapeur festival) om daar het project af te sluiten.
Invisible Lines was een fantastische maar ook belangrijke ervaring voor mij. Het heeft mijn angst voor reizen weggenomen, mijn referentiekader volledig opengetrokken. Ik heb zoveel fantastische mensen/kunstenaars mogen ontmoeten en het heeft mij veel zelfvertrouwen gegeven.
Je behaalde een aantal jaren geleden je Master bij LUCA School of Arts Gent, maar het lijkt dat je pas erna de smaak te pakken kreeg om beeldverhalen te maken?
Tijdens mijn master was ik volledig de kluts kwijt. Ik wist niet welke kant ik op wilde met mijn werk. Uiteindelijk heb ik dat jaar vooral gebruikt om verschillende technieken en beeldtalen uit te proberen. In de laatste maand van dat academiejaar besloot ik een reeks etsen te maken bij het boek Omtrent Deedee van Hugo Claus. Toen pas kwam het besef dat ik verhalen wil vertellen, en na het project van Invisible Lines werd het duidelijk dat ik daar ook het meeste plezier uithaal.
Klassieke afsluiter, welke projecten liggen momenteel op stapel?
Momenteel werk ik aan mijn eerste opdracht voor een magazine en doe ik mee aan een project rond Guido Gezelle. Ik zal hiervoor opnieuw een papierknipsel maken dat in 2024 tentoongesteld zal worden in de bibliotheek in Brugge en waarvan er ook een publicatie zal komen.
Verder hoop ik mijn verjaardagskalender, waar ik twaalf nieuwe tekeningen voor maakte, binnenkort te kunnen riso printen en zelf uit te geven. Ten slotte denk ik er ook al lang aan om met mijn zus Céline Ottenburgh samen te werken. Mijn zus is Sound Engineer en muzikant. Het idee om onze praktijken te verenigen en iets met klank en beeld te doen, spreekt enorm tot mijn verbeelding, maar concrete plannen zijn er nog niet.
Sudetenland op Pulp deLuxe »
Profiel Lisa Ottenburgh »