Nog voor de zomer verschijnt het debuutalbum “Een boek waarmee men vrienden maakt” van Pulp deLuxe-tekenaar Lukas Verstraete. Het boek gaat over een man die bij een straatoverval zijn identiteit verliest. Het is een strip over goed en kwaad, met een knokpartij of vijf, een verliefde kat, een filosofisch gesprek met een duif, een auto-achtervolging, metamorfoses, een tocht onder een verzengende woestijnzon en zelfs een heuse deus-ex-machina. Omdat uitgeverij Bries het album graag in een buitensporig groot formaat (27x36cm) wil uitgeven startte het afgelopen week met een crowdfunding-actie om dat doel te verwezenlijken. Wij wilden daarentegen alles weten over het ontstaan van de cover van het album in deze aflevering van onze Schetsboek-rubriek.
“Direct links in het portaal van de kathedraal van Bayeux staat een rijzig schilderij/beeldhouwerk. Een ietwat knullig, naïef en middeleeuws werk dat het leven van een zekere heilige afbeeld. Allerlei plaatsen, personages en voorwerpen uit diens leven staan met toenaam vermeld op het werk. Bij het aanzien van dit heiligenbeeld wou ik dit ooit als basis nemen van één of andere cover voor één of ander boek. Een boek waarmee men vrienden maakt bestond toen nog slecht uit een 24-tal pagina’s. Maar begeesterd door deze goddelijke verschijning begon ik insgelijks met het ontwerpen van een mogelijke cover. Vele pogingen volgden, net als vele jaren, maar telkens faalde ik dit naar m’n eigen hand te zetten. Al die tijd wou ik dit werk onder geen beding laten vallen, tot dat ik m’n meerdere moest herkennen in iemand anders z’n cover. De cover van Arsène Schrauwen ontworpen door Olivier Schrauwen bood een perfect antwoord op naar wat ik aan het zoeken was.
Terneergeslagen dat Ollie er wel in slaagde, ging ik verder op zoek. Opnieuw volgden vele verwoede pogingen, telkens zonder resultaat. Totdat ik met een vriendin het zeer uitvoerig had over dat ene allesbeslissende beeld, hetgeen wat alles moet vatten en dat niks te veel mag weggegeven, de zogenoemde eyecatcher of datgene waarin ik telkens faalde. „Dat kan toch niet zo moeilijk zijn!”, pochte ze en ging mij vervolgens eens voor tonen hoe ik dat zou moeten aanpakken. Ze nam mijn schetsboek beet en tekende plotsklaps de beginselen van wat later de cover zou worden. Ze pleitte: „Het moet één tekening worden die overloopt van frontcover naar backcover. Met als centraal punt twee figuren zo groot als de cover zelf. De achtergrond en de tierlantijntjes mag jij dan zelf invullen.” Buigzaam volgde ik haar wijs besluit en daarop volgden opnieuw enkele schetsen, schetsen met ditmaal wel resultaat!
Na verloop van tijd wist ik ongeveer in mijn hoofd wat ik wou en welke kleuren ik zou gebruiken. Buiten enkele losse schetsen ontstond het gehele ontwerp op het ‚officiële’ tekenblad zelf. Een werkwijze die ik immer tracht te hanteren. Elke tekening moet van schets af aan ontstaan op het blad zelf, waarna het ook op datzelfde blad wordt ingekleurd met kleurpotlood. Dit om het frisse en de vlotheid van een schets te kunnen bewaren tot in de uiteindelijke tekening. De rede waarom soms mijn tekening er ietwat artistiek verantwoord slordig uitzien.
Het uittekenen van de cover verliep bewonderenswaardig uiterst vlot, het kleuren daarentegen moeizaam en slopend. Het te vermijden gevoel dat dit “de” pagina moest worden besloop me elke keer opnieuw. Waardoor ik om de haverklap twijfelde over één bepaald kleur in één bepaald knullig klein hoekje. Het duurde meer dan twee weken om het geheel van kleur te voorzien. Mede door veel adempauzes te nemen, het verwaaid links te laten liggen en enorm geïrriteerd te geraken.
Omtrent het plaatsen van de letters is er wel nog uitbundig gediscussieerd. Allereerst wou ik deze kriskras op het blad te voorschijn laten komen. Het had kunnen werken mocht mijn vertrouwen in de kunst van typografie groter zijn. Daarom deed ik beroep op Broos Stoffels, een goede vriend en bovenal uitstekend typograaf. Bij het horen van de titel moest hij onmiddellijk denken aan spreuken die doorgaans op tegels, bordjes en kaders bij grootmoederlief te vinden zijn. Gelijk had hij en kreeg daarom van mij de volledige vrijheid om de titel om te vormen tot een grafische spreuk. Het resultaat hiervan pronkt op de cover!”