Liefhebbers van de Griekse mythologie en het werk van Jheronimus Bosch konden vorige week al likkebaarden tijdens het lezen van Le Bon Coin van Newt Contrino. Voor wie verloren liep in de labyrinten van Escher kan dit verhoor met Newt als leidraad dienen.
door Bruno Willaert.
Wat moet de lezer over jou weten?
Wat de lezer alvast weet is dat mijn naam Newt is, dat ik van Ekeren afkomstig ben en dat ik vorig academiejaar mijn master in Illustratie heb behaald. Op dit moment zit ik nog op het KASK waar ik een schakeljaar doe in animatie om zo, hopelijk, volgend jaar een master Animatie te kunnen doen. Ik wil mijn artistieke wereld verbreden door nieuwe technieken, andere manier van denken en elementen te ontdekken zodat ik deze ook kan toepassen in het illustreren zelf. Eigenlijk wil ik mezelf dus meer uitdagen op vlak van een niet- of narratieve verhalen te vertellen en hoe ermee te experimenteren tijdens die periode.
Ik wou uit het werk van Bosch referenties halen die in mijn interpretatie van de onderwereld hun eigen leven kon leiden gezien zijn interpretatie van de onderwereld al zo mooi werd uitgebeeld.
Vorige week publiceerden we een deeltje van je Masterproject Le Bon Coin op Pulp deLuxe dat zich in het dodenrijk afspeelt. Hoe kwam je tot dit verhaal?
Ik ben tot mijn verhaal gekomen door kennis te maken met de onderwereld van de Griekse mythologie. Hoe de indeling ervan is fascineert mij tot op vandaag nog steeds. Zeker als je kijkt naar wat het meest universele antwoord zou zijn van het hiernamaals, dan kom je op hemel en hel uit. Natuurlijk dit is voor discussie vatbaar, maar goed. Ik heb persoonlijk hier altijd een probleem mee gehad. Je bent beperkt door twee uitersten waar je op het einde van je leven wordt geanalyseerd aan de hand hoe je je leven hebt geleefd, terwijl de onderwereld uit de Griekse mythologie dieper gaat voor mij. Je hebt de Elysese Velden, daar ga je naartoe als je goed geleefd had. Dan heb je ook Tartaros, dit is voor degene die slecht geleefd had. In Tartaros zijn er ook bepaalde levels waar je in kunt zitten en dat benadrukt ook in welke mate je tot in de eeuwigheid gestraft wordt. Dan komt de meest interessantste plaats in mijn ogen, ook een plaats waar ik mij het meest aangetrokken door voel, de Asphodel velden. Hier ging je naartoe als je niet bijzonder goed of slecht geleefd had. Dit was een plaats waar je eeuwig rondzwierf.
Vanuit dit concept heb ik een verhaal gecreëerd dat voor mezelf persoonlijk is en het onderliggende gevoel van mijn “jeugdtrauma” verwerkt. Daarom zijn deze plekken als Tartaros, de Elysese Velden en Asphodel velden personificaties daarvoor. Ik wou dat het hoofdpersonage zijn weg kon afleggen en zich kon realiseren waar die zich wel goed “thuis” voelt. Ondanks het feit dat het verhaal gecreëerd is door veel persoonlijke elementen, is het ook een verhaal waar misschien andere zich ook in kunnen herkennen.
Enige voorkennis van de Griekse mythologie is geen overbodige luxe bij jouw verhaal. Vanwaar jouw fascinatie hiervoor?
Ik denk dat mijn fascinatie voor de Griekse mythologie zo groot is door het verhalende aspect. Het zijn verhalen die een verklaring geven aan iets specifiek om iets beter te begrijpen. Het stelt ons meer filosofische thema’s voor, zoals het begrip van tijd, leven, dood, liefde, goed en kwaad en zelfs kunst, maar het laat ons ook het ontstaan van de wereld, ziekten en natuurverschijnselen zien. Dit alles om een wonderlijke wereld te creëren waar fantastische wezens, halfgoden, helden, dieren met vele hoofden, centauren, genieën, vrouwen, godinnen, eenvoudige echtgenotes of grote minnaars leven.
Je strip zit ook bol van de referenties naar de kunstgeschiedenis.
Vanaf de moment dat ik wist dat ik me wou focussen op de onderwereld dacht ik direct aan Jhieronymus Bosch. Hij is één van mijn favoriete kunstenaars ooit en zijn werk inspireert mij enorm hard. Het leek mij ook bijna logisch om zijn werk in het mijne te verwerken. Als ik aan Bosch denk, denk ik direct aan zijn drieluik Tuin der Lusten of aan Het Laatste Oordeel en ik wou hieruit referenties halen die in mijn interpretatie van de onderwereld hun eigen leven kon leiden gezien zijn interpretatie van de onderwereld al zo mooi werd uitgebeeld. Niet enkel Bosch, maar ook Pieter Bruegel, Jan Bruegel en Max Ernst heb ik naar gerefereerd in Le Bon Coin. Natuurlijk zitten er ook nog andere referenties in zoals Caravaggio, vanwege zijn schaduw en licht dat voor mij een mooi gegeven brengt aan dramatiek, maar ook een soort poëtisch element geeft aan een beeld. Voor de meer “architecturale” beelden of toch meer strakkere beelden kan je duidelijk de referenties zijn naar Escher. De optische beelden die hij maakt was hetgeen ik ook onder de knie wou hebben of toch op een manier mijn eigen interpretatie ervan maken. Verder heb ik ook nog veel inspiratie gehaald uit geïllustreerde tekeningen uit de Middeleeuwen hoe demonen en monsters er uitzagen. Bijgevolg is het een grote mix van verschillend beeldmateriaal die ik wou gebruiken om de onderwereld volledig tot stand te brengen van hoe deze voor mij is.
Carll Cneut was een van je mentoren in het KASK. Zeker in de verdere delen van je strip kan je een beetje zijn invloeden zijn, maar onbewust moest ik ook aan Thijs Desmet en Brecht Evens denken. Wie heeft jou het meest beïnvloedt?
Daar kan ik moeilijk een antwoord op geven, want als ik erover nadenk hebben al drie deze illustratoren mij sowieso beïnvloed. Bij Brecht Evens bijvoorbeeld heeft zijn kleurgebruik mij altijd enorm gefascineerd. Dan heb je Thijs Desmet zijn werk. Als je zijn illustraties op zichzelf bekijkt en ook zijn verhalen leest zit er zo’n finesse en humor in. Dat zijn ook weer elementen die mij zeer hard aantrekken en ik ook onder de knie wil hebben. Maar niet enkel Brecht Evens en Thijs Desmet beïnvloeden mij, er zijn nog illustratoren en kunstenaars die mij beïnvloeden, maar dat is misschien iets waar ik een heel essay over kan schrijven.
Maar als ik er uiteindelijk echt diep over nadenk hebben mijn beide mentoren Carll Cneut en Tim Van Den Abeele mij het meest beïnvloed, op een positieve manier uiteraard. Zij hebben mij altijd “uitgedaagd” om uit mijn comfortzone te komen en nieuwe facetten van mezelf te ontdekken die ik kan doen. Een stom klein voorbeeld hiervan is door bijvoorbeeld met kleur te werken, want ze weten, denk ik, maar al te goed dat zwart mijn go to is. Zij hebben mij beide laten zien hoe ik best met een verhaal moet omgaan en hoe het verloop van pagina tot pagina zowel logisch als boeiend moet zijn. Daarvoor ben ik zeer dankbaar dat ik beide als mentor gehad heb.
Hoe kijk je terug op je jaren aan het KASK? Welke evolutie heb je doorgemaakt als stripmaker?
Als ik daar over nadenk ben ik wel trots op mezelf. Op vlak van illustratie en hoe ik mezelf daarin wil representeren heb ik mezelf echt gevonden. Of course it was one bumpy ride, zeker in mijn tweede en derde jaar heb ik er mentaal diep gezeten vanwege persoonlijke reden, maar uiteindelijk was het tekenen er altijd wel als vangnet voor mij. Ik ondervond tijdens deze periode dat ik minder tot bijna geen zelfvertrouwen meer had in mijn illustraties. In het eerste jaar van mijn master kwam de eerste lockdown en ben ik er mooi mentaal en creatief onderdoor gegaan, like once again. Maar als ik daar nu op terugkijk, was dat misschien een periode dat ik nodig had om zo weer een zelfzekerheid in mezelf te vinden als illustratrice maar ook op persoonlijk vlak. Dat soort zelfzekerheid en vooral plezier die ik heb gehad tijdens het maken hiervan vertaald zich volledig in Le Bon Coin. Dat is, denk ik, het leukste aspect aan mijn evolutie.
De opendeurdag van het KASK als een soort van thuiskomen.
Vanwaar je keuze aanvankelijk voor het KASK?
Ik wist dat ik na het secundair niet meer in Antwerpen wou blijven, om het zo bruut te zeggen. Ik wou nieuwe mensen leren kennen, een nieuwe omgeving, nieuwe ervaringen opdoen en ergens weer van nul beginnen. Dat was dan ofwel in Brussel of Gent, maar mijn voorkeur lag al heel snel in Gent. Ik was zelf nog aan het twijfelen tussen LUCA School of Arts en het KASK, maar de opendeurdagen hebben mij enorm geholpen om een beslissing te maken. Vreemd genoeg voelde de opendeurdag van het KASK als een soort van “thuiskomen”. Ik kan het niet anders beschrijven, maar ik voelde me daar zo snel op mijn gemak en wist gewoon dat ik hier wou zitten. De lokalen die we hadden gezien voor Illustratie waren schattige lokalen. Misschien niet de grootste, maar wel een plaats waarvan ik wist dat ik hier goed ging zitten. And look at me now still going strong at KASK.
Wat brengt de toekomst je?
Ik ga er niet over liegen dat ik nog heel graag Le Bon Coin uitgegeven zie worden door een uitgeverij. Dat zou zelfs een hele grote droom zijn en dat is ook zeker iets dat ik niet ga opgeven. Maar over het algemeen denk ik dat er allerlei verschillende zaken verwacht kunnen worden zoals kortverhalen, graphic novels en zelfs misschien animatiefilms. Who knows. De lezer mag er sowieso al zeker van zijn dat ze nog “veel” verhalen van mij mogen verwachten en zullen kunnen lezen.
Le Bon Coin op Pulp deLuxe »
Profiel Newt Contrino »