De onlangs verschenen derde graphic novel van Ben Gijsemans is een coming of age-verhaal geworden. De Kerkgangers laat zich weer kenmerken door zijn gekende minimalistische stijl.
door Lauren Borremans.
In De Kerkgangers vertel je het coming of age verhaal van twee broers op de drempel van de puberteit, Harold is veertien jaar en Carl tien jaar. Waarom koos je ervoor om deze twee momenten uit het leven van een tienerjongen te belichten?
Voor mij is dit een moeilijke vraag want mijn creatief proces heeft namelijk weinig met kiezen te maken. Het één vloeit altijd uit het andere voort. Ik blijf het liefst zo ver mogelijk weg van ‘bewuste keuzes’, want deze zijn automatisch gelimiteerd door de beperkingen van je eigen denken. Wanneer je daarentegen je werk door ‘onbewuste keuzes’ laat gebeuren, creëer je iets dat daaraan voorbijgaat. Er worden dan zaken samengebracht die je eigen denken niet kan overzien. Het eindresultaat komt in dit geval dichter bij het leven te staan, in plaats van je eigen ideeën van het leven. Dit is tevens de reden waarom ik mijn werk een onderzoek noem. Ik probeer geen ideeën aan de man te brengen, maar zelf tot inzicht te komen.
Een strip is in het beste geval een aparte taal, dat gebruik maakt van tekst en beeld. Het is niet tekst én beeld of beeld én tekst, het is iets op zichzelf.
Toen ik aan een ander scenario schreef, raakte ik geïnspireerd om scènes te schrijven waarbij de personages als tieners in beeld gebracht worden. Uiteindelijk werd het een boek op zichzelf, De Kerkgangers. Waarschijnlijk was ik aangetrokken door de overgangsperiode tussen kind en puberteit, omdat dit een leuk speelveld vormt bij het schrijven. De eerste teksten kwamen alleszins spontaan.
Het leeftijdsverschil maakt dat ze als broers ook een impact hebben op elkaars mentale groei. Hoe belangrijk was de weergave van die wederzijdse invloed voor jou?
Deze is geïnspireerd door mijn eigen jeugd. Zoals alle kinderen keek ik op naar oudere kinderen, want zij waren zo ‘stoer’. Ik spendeerde dan ook veel tijd met mijn oudste broer. Hij betrok mij in zijn avonturen met zijn vrienden en nam mij hierbij in bescherming, net zoals bij Harold en Carl. Ik probeerde het niet te laten merken, maar eigenlijk waren onze avonturen best wel spannend voor mij. Ik wou er simpelweg bij horen. Dit typisch gedrag valt waarschijnlijk wel te relateren aan de mentale groei van kinderen. «Fake it ‘till you make it.»
Beide personages groeien op in een religieuze omgeving. Later in het verhaal zorgen bepaalde incidenten voor een aanhoudend schuldgevoel bij Harold. Ligt religie aan de basis van dit gevoel? En welke rol speelt religie in jouw leven?
Religie heeft hier niet echt iets mee te maken. Het schuldgevoel bij Harold is slechts een logisch gevolg van de omstandigheden. Je moet begrijpen dat als tiener je wereld nog niet zo groot is, waardoor zulke gevoelens echt intens kunnen zijn. En omdat je op die leeftijd daar nog niet heel bewust mee kunt omgaan, kan een dergelijk gevoel wel even aanslepen. De tijd moet dan zijn werk doen. Ik heb hier zelf nog levendige herinneringen aan.
Ik ben zelf in een katholiek gezin opgegroeid. Vaak was dat saai, maar nooit incorrect. Zowel mijn ouders als meneer pastoor sprongen daar goed mee om. Als tiener werd ik wat wispelturig en verklaarde ik mezelf een overtuigd atheïst, een zogenaamde ridder van de rede. Daar was gelukkig ruimte voor binnen ons gezin. Daarna vergleed ik als late twintiger in het nihilisme, een toestand waarin alle betekenis, die eerst als vanzelfsprekend werd ervaren, wegvalt. Het wierp een nieuw licht op alles. Vanuit deze positie kon ik bijvoorbeeld duidelijk zien dat het geloof en het atheïsme geen tegengestelden zijn, maar twee kanten van dezelfde munt. Om het te begrijpen, besloot ik om de mens eens grondig onder loep te nemen. Ik zocht eerst in verschillende wetenschappelijke disciplines en geleidelijk aan in de meer overkoepelende lectuur van grote denkers. De wonde die het nihilisme had geslagen, begon zich hierbij langzaamaan te helen. Je kan religie uiteraard door verschillende brillen bekijken, maar het heeft beslist zijn plaats in het mens-zijn. Zijn wortels gaan diep. Vooral Oosterse religies interesseren mij en bestudeer ik graag. Het heeft me al veel doen begrijpen.
Ondanks de turbulente innerlijke wereld van de personages, zijn je tekeningen best minimalistisch. Is dit een manier voor jou om orde te scheppen in het verhaal?
Wanneer je schrijft, zowel in tekst als beeld, ontstaat er automatisch orde. Dat is wat schrijven is. Met woorden en beelden maak je abstracte gevoelens concreet. Je trekt het onbekende (‘chaos’) naar het bekende (‘orde’). Het enige wat ik moet doen is verder schrijven, totdat ik het gevoel krijg dat het boek er staat.
Vorm vloeit bij mij in eerste instantie voort uit inhoud, daarna herschrijf ik het scenario met de vorm in gedachte zodat ze versmelten en één vertelling worden. Een strip is in het beste geval een aparte taal, dat gebruik maakt van tekst en beeld. Het is niet tekst én beeld of beeld én tekst, het is iets op zichzelf. De pagina’s van De Kerkgangers zijn in zekere zin inderdaad minimalistisch uitgedraaid. Deze stijl zorgde ervoor dat ik speels kon omspringen met de lay-outs, wat thuis te brengen valt in de leefwereld van prille tieners. Alles is nog open voor Harold en Carl, het leven ligt nog aan hun voeten en kan nog alle kanten uit. Er is dan ook veel witruimte rondom hen. In tegenstelling tot mijn vorige boeken, waar de personages gevangen zitten in kaders.
Bij twee tekeningen van Carl en Harold vat je de innerlijke wereld, hun visueel perspectief en hun omgeving samen in één illustratie. Wat was jouw idee hierachter?
Het is, net zoals bij de lay-outs van de andere pagina’s, louter een visueel en narratief spel. Maar alhoewel elke pagina zijn eigen focus krijgt bij het uitwerken, zijn ze ook met elkaar verbonden. Ergens in mij wordt dit overzicht bewaakt en gedirigeerd. Ik voel instinctief aan wanneer een pagina wat meer pit mag hebben, zodat het geheel interessant blijft. Als auteur schep je in de eerste plaats een leeservaring.
Kan je meer vertellen over jouw proces als stripmaker bij het creëren van de psyche van je personages?
Tot nu toe ben ik altijd vanuit personages vertrokken bij het schrijven van scenario’s. De personages ontstaan al schrijvend of worden al schrijvend vormgegeven. Je kan het vergelijken met beeldhouwen. Ik schrijf eerst een massieve blok samen, die uit willekeurige dialogen, scènes en farden tekst bestaat, en wanneer ik het gevoel krijg dat mijn personage ergens in deze massieve blok zit, begin ik te kappen. Ik kap net zolang totdat er een vorm in te herkennen valt. Deze is niet altijd wat ik verwacht, maar ik respecteer wat er ontstaat. Vervolgens kap ik rond deze vorm heen en polijst ik het geheel. In dit hele proces, ontmoet ik mijn eigen personages.
Is dit een methode dat je in je volgende strips zal aanhouden of heb je andere plannen in de toekomst?
Ik ben altijd aan meerdere projecten bezig. De meesten zijn inderdaad vanuit deze werkwijze vertrokken. Ik durf echter geen sluitende uitspraken doen over wat je nog van mij kunt verwachten. Het leven neemt nu eenmaal zijn eigen bochten. Zoals Woody Allen het zo leuk zei: «If you want to make God laugh, tell him about your plans.»
Momenteel werk ik wel aan een nieuw boek.
De Kerkgangers telt 160 pagina’s en is verschenen bij Oogachtend.
Bestel De Kerkgangers »
Profiel Ben Gijsemans »