Komende donderdag is een belangrijke dag voor het KASK. Dan wordt het grote Post-Comics project voorgesteld, die al eens uitgesteld werd door Corona. Sébastien Conard maakte Pulp deLuxe even wegwijs in het programma.
door Bruno Willaert.
Tenzij een nieuwe lockdown opnieuw roet in het eten gooit is er komende donderdag de boekvoorstelling van “Post-Comics. Beyond the graphic novel” in het KASK in Gent. Wat mogen we verwachten?
We gaan van start om 18u met een korte boekpresentatie. Om 18u30 brengt Olivier Deprez met drukker Roby Comblain een intrigerende drukperfomance. Daarna kunnen we een drankje drinken en een blik werpen op de prachtige scenografie die Linh Dong ontwierp voor dit project in de BOEKS-hal (‘Corridor’), die naar de Kunstenbibliotheek leidt. Dong, die op KASK studeerde, stelde aan de hand van fragmenten uit het werk van voornoemde stripmakers een soort visuele reis of introductie samen, die de bezoeker naar de bibliotheek brengt.
Suzy Castermans en Katia Ballegeer hebben daar de laatste jaren om en rond dit project allerlei stripboeken verzameld. Kom dus zeker ook na de 22ste oktober terug om te grasduinen in onze prachtige collectie! Sommige van die boeken kwamen in het speciaal fonds voor kunstenaarspublicaties terecht. Samen met Ilan Manouach heb ik een ‘1m3’ samengesteld, die tot 27 november te bezichtigen valt. We maakten een selectie uit dat fonds en tonen die boeiende boeken in een vitrine. Vele andere boeken kun je uiteraard lenen of bezichtigen in de Kunstenbibliotheek zelf.
Naast het onthaal kun je trouwens ook het werk van enkele studentes (Chiara Becca, Suzy De Laere, Ieva Liba Ratniece en Adelina Rosseel) bekijken, die vorig semester het projectatelier Post-Practices volgden, en zelf tot nieuwe creaties kwamen. Donderdag zal daar minder tijd voor zijn. Je moet meermaals terugkeren en zelf ontdekken, vooral als je de lezing van Tom Lambeens in de Cirque (tevens aan de KASK) om 20u wilt bijwonen. Voor dat laatste schrijf je je best in via KASK-lezingen.
In het geval van een totale lockdown zullen we alles moeten opnemen en online plaatsen, maar we hopen op respijt van dat stukje erna. De presentatie en de performance gaan in open lucht door, aan de gaanderij bij de Kunstenbibliotheek. In geval van regen kunnen we ons met voldoende mensen verplaatsen naar een voldoende geventileerde ruimte. Let’s cross fingers!
“Kan de graphic novel ontpoppen tot iets anders?” is een van de belangrijkste vragen van Post-Comics. Tot welke conclusie ben je gekomen?
Wel, de conclusie zat enigszins al in de vraag natuurlijk, of het ei in de kip. De selectie stripkunstenaars waar we mee startten stoffeerden al de noodzaak tot die nieuwe term. Zoals ik in de introductie schrijf schoof ik het begrip ‘post-comics’ niet voor als een categorie of verzamelterm (zoals je bijvoorbeeld wel e-comics en abstract comics hebt) maar als een performatief concept dat de uitgenodigde schrijvers (critici en academici) aan de slag laat gaan met betrekking tot de genodigde artiesten. De vraag was veeleer of dit aanvankelijk leeg neologisme een dimensie aanstipte binnen het actueel stripgebeuren – of in het verlengde daarvan – die zij ook vaststelden en of ze dit konden uitwerken aan de hand van kunstenaars x of y.
Het ei zat dus in de kip maar uit dat ei – of die eieren – kwamen dan weer andere soorten gevogelte.
Zo benadrukt Maaheen Ahmed de verkenning van het haptische en het tactiele in Felipe Muhr’s stripboek Blindsight, waar het zien/niet-zien van het hoofdpersonage centraal staat. De lezer ontdekt daar ’samen’ met de hoofdfiguur, die na een leven lang blind zijn voor het eerst kan zien, de wereld en haar visuele vormen. Muhr lost dit grafisch op zo’n spannende wijze op dat je aan de limieten van het huidige beeldverhaal zit, want hij ’toont’ en toont niet of vaak enkel in negatieven, in hetgeen hij weglaat etc.
Bij Olivier Deprez, onder meer bekend van zijn magistrale stripbewerking van Kafka’s Het Slot (Frémok, 2003 & 2018), heeft de focus op de houtsnedepraktijk geleid tot talloze crossover-projecten waar woord, beeld en verhaal centraal blijven staan, maar uiteraard niet langer en alleen in boekvorm, laat staan via lineaire stripverhalen. Charlotte Pylyser licht dit ‘metamediaal’ proces haarfijn toe.
Jochen Gerner, een ‘ancien’ van L’Association die onder meer het briljante Contre la Bande Dessinée (2008, L’Association) publiceerde, evolueerde in zijn praktijk naar een eigenaardige mix van strip, beeldende kunst en illustratie. In die zin dat hij in zijn meer ‘autonome’ of presentatieve projecten strippraktijken (zoals inkten) en striptaal of stripfragmenten (bv. van Kuifje) binnenbrengt. Hij blijft actief als stripauteur en als illustrator maar won met één van zijn grote, ingeïnkte kaartbewerkingen de Parijse Drawing Now-prijs in 2016. Maria Clara Carneiro volgt de ontwikkeling van zijn werk en hoe het beeldverhaal als een soort spook blijft opduiken.
Aarnoud Rommens licht dan weer het werk van Tom Lambeens toe, die tevens op 22 oktober een boeiende KASK-lezing geeft. Lambeens tackelde het beeldverhaal vanuit logica’s die geldend zijn in grafisch ontwerp en in beeldanalyse: dat leidde onder meer tot het semi-abstracte Front/Back (2009, Het Onrijpheid) – een ware kleurendans! – en De Aanval (2012, Imprimitiv). Beide boekjes maken gebruik van striptactieken, inzake layout, spanning en sequentie ondermeer, maar zetten het zintuiglijke en het tactiele voorop, zoals Rommens betoogt. Zodoende bieden ze een zekere ‘weerstand’ aan een al te schermmatige benadering van het beeldverhaal, die eigen is aan onze digitale tijden.
Ook Ilan Manouach biedt met zijn conceptual comics enige weerstand, zoals Benoît Crucifix aanstipt, doordat hij projecten opzet die spelen met kwesties als copyright of reproductierecht, en zodoende het reilen en zeilen binnen de stripindustrie highlighten. Mijn persoonlijke favoriet is Noirs, een eigenzinnige bewerking van Peyo’s De Zwarte Smurfen. Maar ook zijn Katz, een ‘dérive’ van Spiegelmans Maus heeft enkele jaren terug een bommetje doen ontploffen op Angoulême. Manouach wegzetten als louter ’situationistische oubapo’ zou het post-comicsgehalte van zijn werk miskennen. Met een project als Shapereader, een soort tactiel en visueel, participatief pictogrammenset, zie je dat hij stripeigen praktijken doordenkt en doortrekt tot een heel ander type object, dat ook niet simpelweg ‘kunst’ is.
Ook Benjamin Monti evolueerde van zines en autobiografische strips (zoals zijn erg mooie Vide bij 5c, 2009) om uiteindelijk het inkten, doortekenen en grafisch monteren steeds autonomer in te zetten. Daarmee maakt hij intussen beeldend werk voor galerijen maar ook voor diverse boekprojecten. Hij houdt daarmee telkens het midden tussen een narratieve dimensie in deconstructie en een soort eindeloze heimwee naar oude beelden en hun verloren betekenis, wat Jean-Charles Andrieu de Levis aanstipt als ‘abrasive melancholy’.
Jan Op de Beeck heeft zich de moeite getroost mijn eigen werk te duiden met de sleuteltermen ‘immersie, stratificatie en kritiek’. Hij stipt terecht het postmediale karakter van veel van mijn publicaties aan, waarin het stripverleden slechts één van de beïnvloedende media vormt.
Bij deze zeven kunstenaars worden op telkens aparte wijze uitgelegd hoe de term ‘post-comics’ bepaalde evoluties en processen belicht, die telkens hun grond of voeding vinden in getrainde strippraktijken (zoals het inkten of de sequentie) en/of in kritische discours omtrent en reflectie over het statuut van beeldverhalen in onze cultuur. Zoals Jan Baetens mooi stelt in het voorwoord zijn dergelijke post-comics niet enkel een ‘andere’ of ’nieuwe’ manier van strips maken. Post-comics verleggen de stripkunst naar andere, nieuwe domeinen en technologische gebieden, die terugkerend bedoelde praktijken ook in vraag stellen.
Manouachs Shapereader is daar het duidelijkst in: hoewel ontwikkeld vanuit stripgerelateerde logica’s is het een participatieve tool geworden waarmee Manouach wereldwijd rondtoert en ook verder onderzoek naar voert. Door die nieuwe domeinen waar hij in terecht komt moet hij verder sleutelen aan wat die Shapereader verder kan worden.
Maar ook de drukperformances van Olivier Deprez hebben een (nog) onzeker statuut. Ze komen voort uit een beeldverhalende houtsnedepraktijk maar richten zich nu eerder op de drukhandelingen als een soort esthetische act en een door toeschouwers genietbare vertoning, een soort choreografie met zwevende vellen Japans papier.
Op de site van BOEKS hebben we nog extra voorbeelden van post-comicskunstenaars toegevoegd om die exploratieve, grensoverschrijdende dimensie, die ik al lang erg boeiend vind, verder te stofferen.
Waar haalde je het meeste voldoening uit bij je Post-Comicsproject?
Het mooie aan het Post-Comicsproject is dat het op velerlei vlakken inzichten biedde in wat er voor elk van voornoemde artistieke praktijken precies ‘post-comics’ aan was: in geen van alle gevallen vormen de besproken praktijken een creatieve activiteit ’naast’ de strippraktijk. Manouach is daarnaast bijvoorbeeld ook muzikant. Telkens gaat het om zich verzelfstandigende processen die voortvloeien uit aanvankelijk meer geijkte stripactiviteiten.
Dat heeft de vormgevers Thomas Desmet en Emma Vanhille ook gedwongen om op hun beurt extra creatief om te gaan met het vaak eigenaardig materiaal, wat ze gelukkig erg goed kunnen. De publicatie hangt tussen visuele bloemlezing, catalogus en essaybundel in. Hoe dat verder voor elkeen zit, lees je in de uiterst gebalanceerde artikels, die bovendien, al zeg ik het zelf, helder gekaderd zijn door Baetens’ voorwoord en mijn eigen introductie. Ik moet hier nogmaals benadrukken dat deze publicatie inzake stripkenners toch wel een stukje internationale crème de la crème bijeenbrengt! De publicatie leest overigens bijna als een soort handleiding voor wie met zijn stripgewoontes ruimere horizonten wilt verkennen. Het ei zat dus enigszins in de kip maar uit dat ei – of die eieren – kwamen dan weer andere soorten gevogelte. Een ideaal geschenk voor Kerstmis of… Pasen, dus!
Grafisch ontwerpster Linh Dong werd uitgenodigd om de uiteenlopende oeuvres die aan bod komen in de Post-Comics publicatie ruimtelijk samen te brengen in de gaanderij die naar de bibliotheek leidt.
Linh Dong studeerde enkele jaren terug af bij Grafisch Ontwerp aan KASK. Ze is bijzonder goed in het omgaan met divers bronmateriaal. Vanaf de eerste gesprekken die ik met haar en Liene Aerts had, was duidelijk dat ze goed begreep waar elk van die kunstparcours rond gingen. Dat is niet evident, want de opzet leest nogal specifiek, tot je de zaken van naderbij bekijkt en de moeite neemt om te zien hoe elk van die kunstpraktijken zich ontwikkeld. Linh las zich ook grondig in en wist een mooi scenografisch concept uit te puren, die jullie dus in zijn uitwerking kunnen bewonderen in de BOEKS-hal Corridor. Liene Aerts heeft trouwens heel dat proces naar expositie toe, alsook naar het ontsluiten van materiaal op de website, wonderwel geleid, ze is daar een ongelofelijke krak in!
We publiceerden ter gelegenheid van Post-Comics vanavond ook Transopticon, een beeldverhaal vol existentiële nihilistische onzin in retronineties-stijl. Hoe past dit beeldverhaal in het overkoepelende concept van Post-Comics?
Transopticon is een recente gril van me, die ontstond tijdens het anderhalf jaar werk rond Post-Comics. Ik ben nog met enkele andere boekprojecten bezig, waaronder een stripboek bij Bries, maar die zaken zijn allemaal, min of meer, ‘op stapel’ zoals men zegt. Tussendoor vind ik nog de tijd om kleinere pleziertjes uit te voeren, zoals Transopticon.
Onzin zou ik het zeker niet noemen, en nihilistisch zeker niet (‘existentieel’ dan misschien weer wel) maar het is zeker ‘ironisch’ in die zin dat we al decennialang in zichzelf herhalende, zelfs zichzelf opvretende en vaak al te ironische tendensen begeven. De nineties-pastiche is tegelijk een knipoog naar al die jonge hipsters vandaag, waarbij vele studenten van mij horen, als een esthetische rappel aan een cultuur die er niet veel beters op vindt dan zich tot vervelens toe te herhalen. Dat is geen verwijt maar een lieve kwinkslag.
Zelf was ik een tiener in de jaren 1990 en het zag er, voor zover ik mij herinner, helemaal anders uit. Maar na de grunge en de metal of de skatepunk, die ook al heel wat citeerden (om van goa te zwijgen), kwamen de sixties en de seventies (olifantenpijpen) terug. Vervolgens weer de donkere eighties (onder meer via norm core) en nu weer de nineties terwijl ik ook weer heel wat fleurig bottientje opmerk en geurige, seventies pornosnor.
Enfin, alles komt constant terug, ook dat is niet nieuw, maar we blijken tegenwoordig soms een beetje ’stuck on repeat’. Alsof een gebrek aan grondige vernieuwing – of de maatschappelijke wil daartoe – ons algemeen programma heeft gehackt. Draai de radio aan en je hoort ‘rock music’ van inmiddels 75 jaar geleden alsof het super nieuw en hip is, terwijl men promo maakt voor alweer een gigaconcert van de zoveelste popster van bijna tachtig.
We blijken tegenwoordig soms een beetje ’stuck on repeat’. Alsof een gebrek aan grondige vernieuwing ons algemeen programma heeft gehackt.
Als historicus van opleiding heb ik allesbehalve iets tegen het oude, integendeel, maar wel tegen de obsceniteit van een vampiriserende pseudo-jeugd die jongere generaties aan de lopende rij begin te verkwanselen alsof dat een politiek voorrecht is. Men spreekt dan van ‘verloren generatie’, hup, done with it! De huidige covid19-crisis is een moeilijke en pijnlijke zaak, zeker in de vaak aberrante aanpak ervan, maar toont ook aan dat we stilaan andere levenswijzen moeten verkiezen dan het uiterst programmatische en het massamediale, zeker binnen een erg verouderde samenleving.
Dat is ook de teneur van Transopticon, dat je kunt lezen als een post-comic maar ook als een ‘graphic poem’ (nog zo’n relatief recente tendens in stripland!). Ik denk dat er in stripmiddens, net zoals overal in de samenleving, van alles broeit en bloeit maar onder meer wegens diverse crisissen en een zekere inertie die eigen is aan een geatomiseerde en sterk vergrijsde maatschappij blijft haperen. Eigenlijk, het blijven hebben over ‘strip’ alsof het nog lang iets apart zou blijven, is op zich al een beetje belegen. Verder moet je de grijsgedraaide plaat niet afzetten, je moet hem omdraaien!
Zit er een logica in het gebruik van het gebruik van je naam Neitsabes Dranoc in het soort werk dat je publiceert?
Ja, die naam dook op op een bepaald moment in mijn artistiek parcours dat samenviel met een fase in mijn toenmalige psychoanalyse. Neitsabes Dranoc (gewoon Sébastien Conard achterstevoren) werd zo een pseudoniem die tevens stond voor mijn onbewuste, voor een resem stemmen, indrukken, interesses die toen naar boven kwamen, aan bod kwamen etc. Bovendien klonk het ten tijde van mijn publicatie Lamaree mooi als een Dracula-achtige naam. Vampieren blijven een voor mij boeiende thematiek, veel meer dan zombies bijvoorbeeld. Maar een strikte logica zit er dus niet achter die naam, hij komt en gaat volgens zijn eigen buien. Dan is het aan mij om er iets mee te doen.
Meer info over Post-Comics – beyond the graphic novel »
Grensgebied-strip Transopticon op Pulp deLuxe »