Letteren: Schrauwens Zondag des levens of het spoor van het enigma
26 januari 2025 


Komende donderdag gaat de 52ste editie van het Internationaal Stripfestival van Angoulême van start. Speur in de officiële selectie niet naar Zondag van Olivier Schrauwen. Het boek verscheen nog niet in het Frans, wat niet wegneemt dat het boek er niet de nodige aandacht zal krijgen. Wij geven alvast het goede voorbeeld.

door Sébastien Conard.

letteren-schrauwen2

‘Magnum opus’, dat zou een recensent op nogal speculerende en mogelijk kapitaliserend durven schrijven, afgaand op de dikte van het boek in kwestie. Ook de vernuftige, complexe mix van vaste thema’s, stijlvormen en motieven in deze ‘laatste worp’ van een ‘inmiddels gevestigd auteur’ (sic), zou tot zo’n stelligheid aan lezerszijde kunnen stimuleren. Bovendien thematiseert de striproman Zondag zelf ook uitvoerig de metafoor van het (narratief) weefsel, bijvoorbeeld met de bedrukte doeken die het personage Migali maakt, de vriendin van het hoofdpersonage Thibault, knipogend geïnspireerd op Schrauwens eigen levenspartner. Ook het meermaals aangehaald motief van de moiré, grafisch weergegeven op de binnenflap en ook vertegenwoordigd in de verwijzing naar Terry Reichs Sonic Moiré, de nadrukkelijk met elkaar vervlochten verhaallijnen binnen het hoofdverhaal en het oud studentenfilmpje dat Thibault eventjes tussendoor herbekijkt (een onmiskenbaar verhaal in het verhaal) hernemen op diverse niveau’s de thematiek van het verhalend vlechtwerk. Wanneer Thibault stoned wegdroomt terwijl hij een barslechte mainstreamfilm probeert te volgen – gaat het hier niet toevallig om een metafysische betekenisthriller type The Da Vinci Code? – vervloeien de filmfragmenten met de parallel lopende verhaallijnen om Thibaults navelstaardiger leventje heen: everything seems connected, zou men in de nu modieuze retro-ninetiesstijl kunnen samenvatten, conform de visuele esthetiek die Schrauwen over de jaren van zijn kunstenaarsparcours heen op punt zette.

Wellicht geraakt ook u net als Thibault toch maar zelden voorbij de eerste zin van een filosofisch traktaat.

Deze zelfrefrentiële, mild-ironische, neo-postmoderne aspecten alleen al tippen Zondag als de ‘tour de force’ die men van de ‘nog onvolprezen’ midlifer Olivier Schrauwen net op dit ogenblik van zijn ‘carrière’ zou verwachten, de getelefoneerde indruk bevestigend dat zowel auteur als recensent gelijk hebben! De recensie zou deze kenmerken verder kunnen highlighten om de toekomstige lezer/koper ervan te overtuigen dat, indien niet de vorige boeken, dan toch zeker dit ‘magistraal’ gecomponeerde en tevens voor een ruimer publiek bedoelde ‘rijpheidswerk’ een must wordt in de canon. Het boek heeft in dit geval dan nog net de tijd om ‘zijn’ reputatie te bevestigen en ook een eventuele nominatie in de wacht te slepen op het Internationaal Stripfestival van Angoulême, afhankelijk van de snelheid der Franse vertalers… Mission accomplished, dus: auteur, recensenten, uitgevers, vertalers en de hele mallemolen content. ‘Het publiek’ zou voldaan zijn en er tevens niet op letten dat voor de gelegenheid een der vaste recensenten in het veld, Gert Meesters (groetjes!), hier tegelijk optreed als vertaler. Schrauwen bracht immers het verhaal eerst in gerisoprinte episodes uit met Engelse tekst, en dit in de internationale context van zijn thuisstad Berlijn en andere artistieke, kosmopolitische hubs. Dat we de laatste ‘worp’ van deze geboren Bruggeling in het Nederlands mogen lezen gebeurt dus dankzij het onvermijdelijk nepotisme (so what!? of niet?) in dat vermaledijd kunstenveldje!

 

Ingaand op het ‘grootse’ van deze grafisch-literaire ‘zet’ zou de recensent ook hameren op de even ‘ontroerende’ als soms ‘hilarische’ zelfrelativering, het autoreferentiële spel met het eigen medium als vervat tussen ‘high’ (Filosofie, Literatuur, Kunst…) en ‘low’ (pulp, popmuziek, volksvermaak, alledaagse banaliteiten, compulsief internetgedrag etc.), eeuwig jong of eerder ‘onoud’ maar altijd middlebrow dus, oneindig pre- of postpuberaal, gedragen door obsessieve en schijnbaar immature (maar uiteindelijk toch niet zo domme) stripauteurs zoals de door de verteller gesuggereerde auteur ‘O. Schrauwen’ zelf, via zijn inmiddels kenmerkende ‘zelfpresentatie’ bij aanvang van ‘het boek’, en via de personages, het hoofdpersonage Thibault vooreerst. Daarmee zouden auteur én recensent vooral de lezer paaien en complimenteren: ‘net als Thibault en O. Schrauwen bent u in feite een (eerder mannelijke, cisgender, middenklasserige) flierefluiter met occasionele megalomane en/of manisch-depressieve buien, dito paniekmomenten, ogenblikken van twijfel en vertedering, illegitieme woede en bijhorende ranting, maar ondanks uw verregaande zelfbeslotenheid bent u toch lang niet zo hopeloos of idioot als u, verscholen achter uw eindeloze postmoderne zelfironie, van uzelf vindt!’ Samen met de cultuurjournalist annex naverkoopdienstslijter kunnen we op deze trend verdergaan: ‘Dit postironisch (kan dat?) middencultuurproduct belooft u de langverwachte redding die u van u zelf niet bewust vermoedde dat u die verwachtte. Misschien stuit u (bij uitstek!) op een woord als “chtonisch” – en miskent u als relativerende, zogenaamd rationele westerling net die krachten… – en wellicht geraakt ook u net als Thibault toch maar zelden voorbij de eerste zin van een filosofisch traktaat, waardoor u geregeld vervaarlijk anti-intellectualistisch afgeeft op het ‘eiercentrisme’ van geleerden, maar u bent in fine een goede, echte en ook niet zo achterlijke mens als op het eerste zicht kan lijken, zeker wanneer u via de spiegel der kunst, via de creaties van uw favoriete stripmafkees eigenlijk naar uzelf zit te turen.’

 

Het groteske thema van de spiegel en de hofnar dook trouwens al in het verleden op in Schrauwens werk – bv. Mowgli die narcistisch-verbaasd in het wateroppervlak tuurt – en wordt hier ten top gedreven. Thibault of ook ‘Tibo, voor de vrienden’ verprutst zijn zondag aan talloze navelstaarderige weerspiegelingen, digitale en andere nutteloze digressies, nostalgisch-romantische herinneringen of vlagen van complotdenkenachtige ontcijferingsbuien (maar voor dat laatste thema kunt u verder terecht bij Brecht Evens’ laatste stripromanreeks.) Wat zo ‘boeiend’ is bij Schrauwens is dat die vervlechting tussen decoderingswaan – overal tekens! letters zijn beelden! etc. – en liefdesobject een recurrent thema vormt in zijn oeuvre, indien niet hét freudiaans leitmotief, lees: Was will das Weib? En verder: wat wilt, wat bedoelt de Ander die ik liefkoos, die mij aankijkt, mij achternazit, ik achterna hink enzovoort? Terwijl de ene neef Rik, een tomeloze gast en ontvoogd homoseksueel, complexloos door het leven gaat en zodoende de ene persoon met de andere verbindt, als een vrolijk rondfladderende postduif, strikt de andere neef Tibo zichzelf als een zieke spin vast in zijn verwend web. Samen met alle andere personages gaat het natuurlijk om zovele hersenspinsels en versies van Olivier Schrauwen zelf, uw lokale demiurg, incluis de letterlijk getoonde implied author O. Schrauwen, een wazige goedzak die reeds in Parallel Lives optrad. (Over Schrauwens ‘idiote’ poppenspel, zie hier.)

 

Net zoals Hergé ooit op het tv-podium van het Franse letterenprogramma Apostrophes kon bevestigen dat hij qua persoonlijkheid, in het verlengde van Flauberts Madame Bovary, c’est moi!’, in alle personages van de stripreeks Kuifje stak -dus ook in Haddock, Zonnebloem, Castafiore etc.-, zou Schrauwen kunnen zeggen dat hij ‘zichzelf’ (sic) en al die anderen ‘is’ (nogmaals sic). Niet alleen brengt hij hiermee wat gezonde ironie en welgekomen relativering binnen de actuele striproman die het begrip autobiografie nogal letterlijk blijft opvatten, ook zet hij hiermee enkele post-postmoderne (dus metamoderne) puntjes op de i: ‘je n’est pas moi (mais pas un autre non plus!)’ Exit al te zelfovertuigde identiteitspolitieken of dus: ‘je est un jeu.’ En dies meer; dat deconstructief zelfspel heeft wel degelijk een terminus, een verlangensobject of een object dat mij aankijkt, en die ik onvermijdelijk maar geheel onterecht in de Ander situeer. In casu Zondag is dat de ‘enigmatische’ Nora, incluis derde oog slash moedervlek-op-de-slaap, een extieme ander wiens gedeelde ‘o’ (Nora-‘Tibo’) het met een lettervorm afgedekt gat vormt waarrond alles draait en dus de nodige herstabiliseringswaan uitlokt, incluis totale geschiedsherschrijving (yo, Poetin!) en hete herbevolkingsfantasieën. Kernachtig aan deze (pseudo)autobiografische (sic) metastripdelier rond taal, tekens en spel/zelf ligt uiteindelijk niet zozeer de Ander maar wel het enigma dat er lijkt in te huizen, ‘cette étrangeté qui me regarde.’ Om even op de al te vaak geciteerde Leonard Cohen te variëren: There is a crack in everything, this is where the love gets in… Benieuwd naar welke rare plaats Schrauwen ons bij zijn volgend meesterwerk brengt, binnen zijn stilaan uitdeinend stripoeuvre dat steeds meer de vorm aanneemt van een avontuurlijke verkenning van de moderne mens.

 

Zondag telt 472 pagina’s en werd uitgegeven door Bries.

Lees ook Het Verhoor met Olivier Schrauwen over Zondag »

Bestel Zondag »
Profiel Olivier Schrauwen »

 







Gerelateerde berichten





More Story

Stripopleidingen in Vlaanderen: KASK

Bijna vijf jaar geleden is het, maar het vervolg op het eerste artikel in de reeks Stripopleidingen in Vlaanderen is een feit....